Er is weer oorlog in Europa.
Steden worden omsingeld, raketten boren zich in huizen, flats en publieke gebouwen. Er vallen bommen op gebouwen van grote culturele en historische waarde. Dat wapentuig doodt en verwondt ook mensen; mensen die gewoon hun leven met elkaar leefden. Tot meneer Poetin het nodig vond om zijn langgekoesterde droom van terugkeer naar het grote Rusland van weleer tot werkelijkheid te maken. Inlijving van Oekraïne was zijn eerste doel, dat wisten we al heel lang. Maar pas nu lukt het Europa om met stoom en kokend water sanctiepakketten samen te stellen en durft het voorzichtig na te denken over mogelijke afkoppeling van het Russische gas. Ja, we zijn collectief boos en verdrietig, we zijn verontwaardigd over wat Poetin en zijn mensen de Oekraïners aandoen. We maken ons zorgen over de vele mensen op de vlucht -veelal moeders met kinderen en ouderen- en er is een grote bereidheid om deze mensen te helpen, op te vangen en van voedsel, kleding en andere spullen te voorzien. Terecht! Ook Polen en andere buurlanden van Oekraïne zetten de grenzen open voor de vele vluchtelingen. Het zijn immers ‘onze’ broeders en zusters!
Maar… Afrikanen, mensen uit het Midden-Oosten zijn kennelijk geen broeders en zusters van ons. Als zíj op de vlucht moeten slaan vanwege oorlog (denk aan Jemen) en/of vanwege klimaatverandering (denk aan Afrika en het Midden-Oosten) dan jagen we ze terug naar het land waar ze vandaan kwamen of terug te zee op. We laten toe dat zij speelbal worden van politieke spelletjes. De oorlogen en conflicten daar zijn immers ver weg; ze raken Europa niet. Dat mensen ook dáár worden gedood door smerig wapentuig, dat hun huizen en ziekenhuizen worden beschoten, dat er misoogsten zijn en dat hun vee sterft door de jarenlange droogte en dat ze honger hebben, daar staan we meestal niet bij stil. Voor hén is Europa te klein; zijn zíj te vreemd, te anders. Wij spreken hun taal niet en zij niet de onze. Alsof wij wél massaal Oekraïens verstaan! Maar ja, dat zijn onze broeders en zusters.
Als in Jemen het luchtalarm klinkt en kinderen sterven van honger; als in Gaza bommen en raketten vallen; als op de Westbank huizen van Palestijnen met de grond gelijk worden gemaakt en olijfbomen gebulldozerd als collectieve ‘strafmaatregel’, dan geeft Europa niet thuis en gaan wij niet de straat op om te protesteren. We liggen er doorgaans niet wakker van, we huilen er niet om, we praten er niet over.
Zondag is de eerste zondag van de Veertigdagentijd, ook wel Vastentijd of Lijdenstijd genoemd. Ook vandaag is er heel veel lijden in de wereld en niet alleen in Oekraïne. Hoe zullen we met het oog op al dat lijden deze Veertigdagentijd in gaan, deze tijd van reflectie en boete?
Hoe gaan we als gelovigen om met de gebrokenheid van deze wereld, met de gebrokenheid van ons bestaan? We zijn geroepen om Gods rijk van vrede en gerechtigheid zichtbaar te maken in de wereld van vandaag. Hoe doen we dat in een tijd van escalatie tussen landen, tussen machtsblokken? Verschuilen we ons dan in een vorm van privé-devotie waarin het misschien goed toeven is, maar waar dat koninkrijk van vrede en rechtvaardigheid geen poot aan de grond krijgt?
In de brief van Jacobus is een rake typering van een mensenleven te vinden. Hij schrijft in het vierde hoofdstuk (vers 14) van die brief: “U weet niet eens hoe uw leven er morgen uitziet. U bent immers maar damp, die heel even verschijnt en dan al verdwijnt.” Dat lijkt misschien een heel sombere gedachte. Maar misschien biedt deze Veertigdagentijd voor gelegenheid om eens wat dieper na te denken over mens zijn en wat dat betekent in de wereld van vandaag. Die wereld is een bedreigde wereld met een bedreigd ecosysteem en een bedreigde mensheid. Hoe wil je in dit licht mens zijn, hoe wil je gelovig mens zijn? Dat is wat Jezus aan ieder van ons vraagt, iedere dag van ons -korte- leven.
Ook te beluisteren als gesproken column in de rubriek ‘Om over na te denken’ bij de lokale zender AAFM (Almelo)
Made at the tip of Africa. ©
Heeft u al een kijkje genomen in onze webshop? Sluiten